Op de plek waar u nu staat lag zo’n 1000 jaar geleden nog een meters dikke laag hoogveen. In dezelfde periode echter begon de bevolking hier in de regio sterk toe te nemen en was er steeds meer landbouwgrond nodig. Het gebied was sinds 953 na een schenking door de Duitse keizer in eigendom van het bisdom Utrecht en het was dan ook de bisschop die in die tijd opdracht gaf het veen te laten afgraven. Om een goede afwatering voor de landbouwgronden te verzorgen werd een heel stelsel van weteringen en sloten vanaf Utrecht in noordelijke richting aangelegd. De weteringen lopen van oost naar west, van de hoger gelegen zandgronden naar de lager gelegen Vecht in het westen, zoals ook hier de Bisschopswetering, die zelfs al voor 1392 genoemd wordt. Evenwijdig daaraan kwam dan een dijk. Dwars op de weteringen groef men de sloten volgens vaste maten: 1250 meter lang en ongeveer 100 meter van elkaar.
Dit zogenaamde slagenlandschap is er voor een groot deel nog steeds. In het algemeen werkte dit stelsel goed maar toch was er ook een heel systeem van sluizen en schutjes nodig om het waterpeil beheersbaar te houden, als het water in de Vecht bijvoorbeeld hoog stond en het land niet afgewaterd kon worden. De stuwen of schutjes dateren uit de periode 1850-1900. Eind jaren zeventig werd dit exemplaar gerestaureerd door Stichting Groenekans Landschap, net als de schutjes aan de Koningin Wilhelminaweg en de Beukenburgerlaan.